LeoHooijmansGalileoNoordwijkFacilitaireInformatieOnlineHoezo??
Voorwoord redactie 2009:
Waarachtig, bij het opruimen van mijn papieren archief lag tussen al dat oud papier, 800K diskettes en handboeken nog een dossier van de hand van Aad van 't Hof. 'Het B•D•D dossier Kantoorinrichting'. De zesdaagse cursus in 19 bladzijden (kleiner dan een A-4tje). Wat een geluk weer. Een stuk sneller te lezen dan de 1000 bladzijden die ik met zijn zoon Maarten samen aan cursisten in de jaren '90 overhandigde.
Aad van 't Hof was dé voorganger in
Facility Management toen het woord hier nog niet bekend was. Chef Interne Dienst of Chef Algemene Zaken. Dat waren te termen toen inrichten nog heel gewoon was.
Daarna kwamen Henk Klee (FMH Facility Management Hilversum (nu in Amersfoort)), L.J. Regterschot (Twijnstra Gudde), prof. dr. ir. Van Wagenberg (Centrum Facility Management Nederland) en Erik Veldhoen (Veldhoen + Company) pas in beeld.
Lees hieronder het dossier van Aad 'in de geest van die tijd' en u kunt er nog iets van opsteken, want veel zaken zijn nog steeds hetzelfde ;D
'in de geest van de tijd' moet even onderstreept worden. U moet zich voorstellen dat bij het schrijven van het dossier 'het kantoor van de toekomst' in 1982 nog erg ver weg leek. Nog geen flauw benul over de termen mobiele telefoon, personal computer, email en internet. De fax was er net, en dat was al een héle uitvinding.
Binnenkort gaan Maarten van 't Hof (zoon van) en ondergetekende onderstaande uitvoering van het dossier van commentaar voorzien.
Om u 'bij te praten' ;D
Leo Hooijmans, Noordwijk,
28 december 2009.
PS Ik scan mijn archief in en gooi dan oud papier weg.
Een afbeelding van het complete dossiers heb ik dus nog ;D
B•D•D dossier - Kantoorinrichting
00. Auteur A van't Hof
00. Voorwoord redactie 1982
01. Ontwikkelingen in kantoorinrichting
02. Flexibele humane arbeidsplaatsen
03. Afmetingen van de ruimte
04. Aansluitpunten voor de arbeidsplaats
05. Aspecten van arbeidsomstandigheden
06. Kantoormeubilair
07. Zit u goed?
08. Oppervlak en layout
09. Arbeidsplaatsopstellingen
10. De managerswerkkamer
11. De vloerbedekking: geen sluitpost
|
Auteur A. van 't Hof
A. van 't Hof is bureauhoofd van het Adviesbureau voor Management en Kantoororganisatie van 't Hof te Barendrecht.
Zijn advieswerkzaamheden hebben onder meer betrekking op de organisatie en inrichting van kantoren terwijl hij tevens regelmatig publiceert op dit terrein.
Voorwoord
Met een moderne kantoorinrichting zijn de belangen van mens en bedrijf gediend. Het welbevinden van de kantoorwerker wordt versterkt door een goed ingerichte, aangename werkomgeving. De positieve invloed daarvan op zijn (haar) productiviteit is in tal van onderzoeken bevestigd. Dit dossier belicht de diverse componenten waaruit een eigentijdse kantoorinrichting bestaat met speciale aandacht voor het meubilair.
Uitgangspunt van de auteur zijn steeds de behoeften van de werkers op hun werkplekken en de efficiency van het kantoorwerk. Onder meer aan de hand van de checklists kan de lezer zich snel en terdege op de hoogte stellen, op welke punten te letten bij de inrichting van een nieuw kantoor, dan wel de modernisering van een bestaand kantoor.
De auteurs van de BDD-dossiers zijn objectieve deskundigen op hun terrein. Zij beogen in de dossiers de relevante punten onder de aandacht van investeerders-in-spé te brengen. Steeds met het oogmerk de besluitvorming rond investeringen te onderbouwen.
REDACTIE (1982)
[naar top] - [naar index]
1. Ontwikkelingen in kantoorinrichting
Flexibele arbeidsplaatsen
Ten gevolge van de kwantitatieve groei van het administreren, de kwalitatief hogere eisen die aan het administrateren worden gesteld en de steeds stijgende kosten van de kantoorarbeid (deze stijgen sneller dan de kosten van de uitrusting) wordt men gedwongen tot verdere mechanisering en automatisering. Dit komt o.a. Tot uiting in de toename van het aantal machines en communicatiemiddelen op de arbeidsplaats. De genoemde verandering van het soort werk en het toenemend gebruik van machines en communicatiemiddelen doet de behoefte aan ruimte toenemen.
Om dit alles te kunnen volgen, zonder steeds in vervroegde afschrijving van kantoorinrichting te komen, heeft men flexibele arbeidsplaatsen en optimale arbeidsomstandigheden nodig. Dit kan alleen maar in flexibele kantoorruimten met flexibele inrichting.
In deze documentatie zullen we dan ook bijzondere aandacht besteden aan flexibele arbeidsplaatsen.
Technologische ontwikkelingen
Naar onze mening zullen drie technologische ontwikkelingen – de informatie-technologie, de micro-elektronica en de telecommunicatie – grote invloed uitoefenen op de kantoorinrichting van de komende jaren. Wij spreken bewust niet over het kantoor van de toekomst, want de ontwikkelingen worden vandaag de dag reeds zonder ophef toegepast en drukken hun stempel op de huidige arbeidsplaats. Vooral de verdere doorbraak van de toepassing van kantoorinformatiesystemen in de vorm van:
~ cijfers (gegevensverwerking)
~ woorden (tekstverwerking)
~ beeld (beeldverwerking)
~ geluid (geluidsverwerking)
kunnen van invloed zijn op de arbeidsplaats. De informatieverwerker zal daarbij ook informatiebeheerder worden.
Er zal daarom meer behoefte gaan ontstaan aan de geïntegreerde arbeidsplaats, dat wil zeggen integratie van kantoormachines, communicatiemiddelen en arbeidsplaats (bestaande uit o.a. Beeldscherm met toetsenbord en printer, telecopier, kopieerapparaat, telex, tekstverwerker, leesapparaat microfiches met lezer drukker, werkplek en eventuele computer-intelligentie).
Wij zien in eerste instantie deze systemen en middelen verschijnen als een aparte technische unit, die ten dienste staat van bijvoorbeeld een hele afdeling of groep en in enkele gevallen als werkplek voor bepaalde managers en specialisten. Een algemeen gebruik per individuele werkplek zijn wij pas op langere termijn (schatting nu rond 1990). Het gebruik van beeldscherm met toetsenborden zal echter snel toenemen. Er zal ook behoefte kunnen ontstaan aan printers en wellicht ook aan externe geheugenmedia bij steeds meer beeldschermen.
Het geïntegreerde kantoor
Voor de hedendaagse kantoorwerkzaamheden is 50 tot 75% van de werkmethoden te verbeteren, terwijl 25 tot 35% kan worden geautomatiseerd. Deze ontwikkelingen alsmede de verdere verkorting van de werkweek zullen ingrijpende consequenties hebben in de komende jaren met betrekking tot het niveau van het personeelsbestand op onze kantoren, alsmede ook op de uitrusting van de werkplek, de oppervlakte per werkplek en de keuze van de meubelen. Her volgend schema geeft diverse kenmerken van arbeidsplaatsen naar niveau.
KARAKTERISTIEKEN VAN ARBEIDSPLAATSEN
Niveau |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
Topmanagement |
sp |
kr |
39 |
4,3875 |
+ |
- |
+++ |
+++ |
bs |
Hoger management |
sp |
kr |
29 |
4,3875 |
+ |
- |
++ |
+++ |
bs |
Midden management |
sp/mb |
kr |
19 |
4,3875 |
++ |
+ |
+ |
|
bs+printer |
Specialist (creatief) |
sp/s |
kr |
19 |
5,265 |
+ |
+ |
- |
+ |
pc |
Lager management |
sp |
tb |
10,8 |
2,9 |
+ |
- |
- |
+ |
bs+controle |
Specialist (logisch) |
mb/s |
tb |
11 |
3,375 |
+++ |
++ |
- |
- |
bs+interactief |
Uitvoerend |
mb/s |
tb |
5-8 |
2,25 |
+++ |
+++ |
- |
- |
bs+invoer |
Verklaringen der kolommen:
1. Overwegend machinebepaald (mb), spreken bepaald (sp) of schrijven bepaald (s)
2. Ruimtevorm: kleine ruimte (kr) of teambureau (tb)
3. Aantal m2 voor de arbeidsplaats
4. Ruimte werkplekoppervlak in m2, exclusief eventueel overige extra ruimte voor een beeldscherm en overige daarbij horende apparatuur
5. Benodigde systeemgerichtheid van het meubel (-- van geen belang, +/- enigszins van belang, ++ van belang, +++ van groot belang)
6. Benodigde flexibiliteit van het meubel (zie 5 voor betekenis)
7. Behoefte aan individualiseringsmogelijkheden (zie 5 voor betekenis)
8. Behoefte aan status door het meubel (zie 5 voor betekenis)
9. Soort van beeldscherm/automatisering en functie van het beeldscherm. Bij uitvoerend is invulling exclusief speciale arbeidsplaatsen voor tekstverwerking (bs-beeldscherm, pc-personal computer).
Niveauverdeling
Wat betreft de niveauverdeling van het kantoorpersoneel verwachten wij voor 1985 het volgende beeld:
Topmanagement |
1% |
Hoger management |
5% |
Midden management |
9% |
Specialist (creatief) |
5% |
Lager management |
15% |
Specialist (logisch) |
45% |
Uitvoerend |
20% |
Extra ruimtebehoefte
Ten aanzien van uitvoerend, specialistisch en lager management personeel kan men stellen dat het volgende ruimtegebrek bij het aantal m2 arbeidsplaatsen moet worden opgeteld, wanneer één of meer van de genoemde apparaten op de werkplek wordt gebruikt:
telekopie |
0,6 m2 |
kopieerapparaat |
0,8 m2 |
papiervernietiger |
0,2 m2 |
telex |
1,3 m2 |
tekstverwerker |
2,2 m2 |
leesapparaat microfiches inclusief drukker |
0,5 m2 |
beeldscherm met printer |
2,3 m2 |
Deze m2 moeten worden verhoogd met toegangs- en distantie-oppervlak.
In het algemeen brengt automatisering op de arbeidsplaats een verhoging in de periode 1981 tot 1985 van gemiddeld 10,5 naar 12,5 m2 per werker. Het zal daarom duidelijk zijn dat men steeds meer meubelen op de toekomst moet gaan kopen. De belangrijkste eis wordt flexibiliteit van de arbeidsplaats, hetgeen bereikbaar is door een bureausysteem te kiezen dat met gestandaardiseerde onderdelen werkt die gedurende lange tijd leverbaar blijven. Eén van de belangrijkste eisen is bijvoorbeeld nu al kabeldoorloop in de koppelstukken van het bureau. Deze kabels dienen voor energie (sterkstroom) en informatietransport (informatienetwerk).
Het beeldscherm
Naast de genoemde ontwikkelingen die de kantoorinrichting de komende jaren ingrijpend zullen beïnvloeden, noemen we nog de formidabele opmars van het beeldscherm.
In 1985 heeft 1 op de 10 arbeidsplaatsen een beeldscherm. In 1990 is het 9 op de 10 arbeidsplaatsen. Een beeldscherm is dan net zo algemeen op het bureau van nu. Vandaar dat het creëren van een goede arbeidsplaats voor nu en in de toekomst mede door de komst van het beeldscherm op de werkplek zeer belangrijk is. Belangrijke aspecten daarbij zijn verlichting, klimaat en geluid. In de nu volgende hoofdstukken zullen diverse aspecten van de kantoorinrichting tegen de achtergrond van de gegeven ontwikkelingen nader worden uitgediept.
[naar top] - [naar index]
2. Flexibele humane arbeidsplaatsen
Door onder andere modulaire elementen toe te passen, kan men de arbeidsplaatsen aanpassen aan de werkzaamheden rond de informatieverwerking van de werker en het gebruik van de bij deze verwerking benodigde machines en vooral communicatiemiddelen. Uit praktische overwegingen worden de modulaire elementen niet meer ontworpen voor de inbouw van de meest gangbare mechaniserings- en automatiserings-uitrusting. Deze uitrusting word echter op de instelbare modulaire elementen geplaatst, waarbij eventueel gebruik gemaakt wordt van een eveneens op hoogte instelbaar, draaibaar plateau. Dit geeft de zo gewenste grote mate van flexibiliteit van de werkplek.
Een andeer gevolg van de mechanisering en automatisering is, dat men meer gedwongen tot teamwerk. Dit als tegenwicht tot het feit, dat communicatiemiddelen de persoonlijke mondelinge communicatie dreigen te verdringen.
Zou men geen teamwerk hebben, dan wordt het kantoor minder menselijk, hetgeen het tegenovergestelde is van de zo noodzakelijke humanisering van het kantoor. De toekomst is dan ook aan het teambureau. Dit is een ruimte van maximaal 16 personen, die hun eigen indentiteit en een zeker intimiteit bezitten.
Design
Belangrijk is een aangepast optimaal meubelprogramma met een bepaald design. Ook het design draagt bij tot humanisering van de werkplek.
Het design wordt bepaald door:
~ vormgeving
~ functionaliteit
~ logische bediening
~ technische kwaliteit
~ betaalbaarheid
~ economische haalbaarheid
Hij komt tot stand in een wisselwerking tussen:
~ ontwerper
~ ergonoom
~ producent
~ verkoper
~ gebruiker
Dat het kennis dragen van het kantoorgebeuren nu en in de toekomst als grondslag ligt voor een succesvolle wisselwerking, mag uiteraard worden geëist. De gebruiker heeft er, gezien de problematiek van de werkplek, alle belang bij door de meubelfabrikant en/of handelaar in de eerste plaats geadviseerd te worden. Binnenhuisarchitectuur is hierbij niet op zijn plaats, maar wel kantoor-interieur-architectuur. Een wooninterieur heeft een ander doel dan een kantoor. Daarbij mogen wij niet vergeten, dat kleuren, planten en decoraties mede het welzijn van de werker in de kantoorruimte bepalen.
[naar top] - [naar index]
3. Afmetingen van de ruimte
Denken in modulen
Een moduul (traceemaat, raster) is een lengtemaat die, met hele getallen vermenigvuldigd, de breedte en/of diepte van de ruimte in een kantoorgebouw bepaalt. Met andere woorden: het moduul is de afmeting van een deel, waartoe alle andere afmetingen zich verhouden. Daarbij verdient het aanbeveling hetzelfde moduul aan te houden voor de breedte- en diepte-afmetingen.
De keuze van het moduul is in sterke mate bepalend voor de ruimtebenutting, mede omdat dit op de maatvoering van de gevel de aansluiting bepaalt van de scheidingswanden. Bij de keuze van het moduul moet men bedenken dat een klein moduul = hogere bouwkosten, maar ook een grotere flexibiliteit van de ruimten en dat omgekeerd een groot moduul = lagere bouwkosten, maar ook een geringere flexibiliteit van de ruimten. Bij kleine ruimten speelt de keuze van het moduul een grotere rol dan bij grote ruimten.
Het moduul is afhankelijk van:
~ de afmetingen van het meubilair en het aantal personen in de ruimte
~ het aantal en soort ruimten per bouwlaag
~ de noodzaak, de mogelijke draagconstructies in de moduulmaat op te vangen (dit is ook afhankelijk van andere constructies).
Uit een moduul van 0,9m ontstaan de volgende (bruto) ruimte-afmetingen:
eenpersoonskamer: |
2,70 x 5,40 m |
tweepersoonskamer: |
3.60 x 5,40 m |
driepersoonskamer: |
5,40 x 5,40 m |
Ergonomisch gezien hebben wij bezwaren wat betreft ruimten van 2,70 x 5,40, tenzij er groot glas in een wand komt waarop de werkers uitzien (nadeel: aquarium-effect). Zij ervaren de relatief grote diepte als minder aangenaam en daar deze kamers weinig voorkomen, wordt deze dan ook als 3,60 x 5,40 m uitgevoerd. Nu gekozen is voor een ruimtebreedte van 3,60 x 5,40 m, is een stramienmaat van 1,80 m een maat, die in beide vertrekken voorkomt en als uitgangspunt kan dienen bij keuzeproblemen. Verder brengt deze maat 1,80 tegenover 0,90 m de volgende kostenaspecten met zich mee: op iedere 180 cm zullen voorzieningen worden aangebracht voor aansluiting van de scheidingswanden. Een kleine stramienmaat van 90 cm zal kostenverhogend werken.
Optimaal moduul
|
|
Fig. 1. 1-persoonskamer |
Fig. 2. 2-persoons secretaressekamer |
Een moduul van 1,80 m is naar onze ervaring optimaal voor een kantoorgebouw. Onder gebouwdiepte wordt verstaan de afstand tussen de beide langsgevels van het gebouw. In een kantoor met kleine ruimten kan dit zijn: 2x diepte van de ruimten + de gangbreedte. De diepte van de ruimte wordt mede bepaald door de daglicht-doorlatende wanden, voor zover men er vanuit gaat dat men de kantoorruimte overwegend door daglicht wenst te verlichten. Een mat van 5,40 m (3x moduul) is naar onze ervaring daarbij doelmatig; grotere maten leiden tot ruimteverliezen. Bij een gangbreedte van 1.80 m kot men op een situering van ruimten aan weerszijden van een gang (enkel corridor-systeem) tot een totale diepte van 12,60m. Door het weglaten van gangwanden kunnen grotere functionele ruimten worden gecreëerd met een redelijke verhouding tussen lengte en breedte, waardoor het zogenaamde pijpenla-effect kan worden vermeden. Men kan de ruimte ook situeren volgens het dubbel corridor-systeem, dat wil zeggen, dat de ruimte waar daglicht vereist is, langs de gevels worden gesitueerd en alle andere ruimten (bijvoorbeeld de vaste kern in het midden van het gebouw. Dan is de totale diepte groter.
Door gebruik te maken van een vast moduul voor breedte- en diepte-afmetingen krijgt men een grote mate van onderlinge verwisselbaarheid en dus een maximale flexibiliteit. De standaardisatie van bouwelementen wordt daardoor ook bevorderd (modulaire maat coördinatie) wat de investerings- en gebruikskosten gunstig beïnvloedt.
Gewenste hoogten
De hoogte van de ruimten kan men als volgt onderverdelen: optische werkhoogte + verlaagd plafond = netto verdiepingshoogte; netto verdiepingshoogte + hoogte voor leidingen + constructievloer + verhoogde vloer = bruto verdiepingshoogte.
Optische werkhoogte: minimaal 2,60 m.
Netto verdiepingshoogte: minimaal 3,00 m.
Grotere hoogte adviseren we overigens niet, in verband met de arbeidsomstandigheden (lichttechnisch, luchttechnisch en akoestisch) en het welbevinden van de werkers.
Hoogte voor leidingen bij volledige airconditionering in het plafond: 0,40 tot 1,00 m. Hoogte voor leidingen in verhoogde vloer: 0,30 tot 1,00 m. Hierbij dient opgemerkt te worden dat toepassing van een verhoogde vloer dikwijls een vermindering van de hoogt voor leidingen in het plafond tot gevolg kan hebben.
Hoogte voor constructievloer 0,20 tot 0,60 m. Ook hierbij kan het toepassen van een verhoogde vloer een vermindering van de hoogte voor de constructievloer tot gevolg hebben.
Vloerbelasting
De statische vloerbelasting bij kleine ruimten dient minimaal 350 kg/m2 te bedragen, inclusief normale scheidingswanden. Voorkeur gaat echter uit naar 500 kg/m2. Ook bij vloerbelasting dien men zich te realiseren, dat naarmate men de vloerbelasting hoger kiest, de bouwkosten hoger zullen worden.
[naar top] - [naar index]
4. Aansluitpunten voor de arbeidsplaats
De integratie van kantoormachines, communicatiemiddelen en arbeidsplaats maakt dat voor de uitvoering van de werkzaamheden de aansluitpunten voor elektrische energie en het kabelnet voor het transport van informatie in hoge mate bepalend is voor de flexibiliteit van de arbeidsplaats en de kantoorruimten. Reeds de eenvoudigste vorm van herindeling binnen een kantoorruimte van arbeidsplaatsen wordt beïnvloed door het aanpassingsvermogen van het systeem van aansluitpunten. Daarbij is vooral te denken aan het bezwaar en gevaar van (lange) snoeren en kabels die vanaf het aansluitpunt (via contactdozen en aansluitingsapparaten) over de vloer of bureau naar communicatiemiddelen en verlichting voeren. Dit vormt een voortdurende bron van ergernis (ook esthetisch en schoonmaak-technisch) en kleine en grote ongelukjes, waarbij de schade aan mensen en contactdozen, stekkers en aangesloten apparaten aanzienlijk kan zijn. Uiteraard speelt de keuze van het meubel een rol ten aanzien van de mogelijkheden van kabeldoorvoer. Naast de overweging is er ook het aspect van de capaciteit, of het vermogen. Het aantal aansluitpunten en het gevraagde vermogen kan per afdeling sterk wisselen. Dit bepaalt dan ook in grote mate het aanpassingsvermogen voor herindelingen (en uiteraard ook voor bestemmingswijzigingen voor de ruimte).
Overdracht van informatie
Naast sterkstroom dient men rekening te houden met informatie die getransporteerd wordt door PTT (nu KPN red.) en anderen. We laten diverse categorieën de revue passeren.
A – In haar rol van transporteur van informatie draagt PTT zorg voor onder andere drie netwerken van kabels:
1. Het telefoonnet
In 1984 gaat men werken met nummergroepen 06, waarbij onder andere afwijkende tarieven mogelijk zijn zoals:
~ de opgeroepene betaalt
~ telefonische antwoordnummers (vergelijkbaar met postale antwoordnummers)
~ incassodiensten: een deel van de opbrengst is voor de opgeroepene, bijvoorbeeld als vergoeding voor verstrekte informatie.
Het telefoonnet geeft ook toegang tot:
a) telekopie
b) viewdata (PTT-naam Viditel)
c) externe databanken
d) Tweede Kamer.
2. Het telexnet
De ontwikkeling gaat in de richting van elektronische verreschrijvers. Met teletekst, een nieuwe vorm van tekstcommunicatie, zal men zich in de toekomst ook in toenemende mate gaan bezighouden.
3. Het datanet
Dit net is speciaal ontwikkeld voor dataverkeer. Hoofdredenen van dit net naar het normale telefoonnet zijn:
~ de op menselijke handelingen gerichte opbouw- en verbreekprocedures voor de telefoon zijn te traag voor sommige datatoepassingen;
~ de transportcapaciteit van het telefoonnet is bedoeld voor telefoonkwaliteit. Betere kwaliteit voor datatoepassingen zou het massaproduct telefoon te duur maken.
B – Kabeltelevisie (service NOS)
Deze geeft ook toegang tot teletekst
C – Via eigen schotelantenne van satelliet
D – Bedrijfsdata, c.q. Eigen telefoonnet
Wanneer men binnen het eigen kantoorgebouw blijft, zijn er technische ontwikkelingen waarmee men alle, dus ook bovenstaande informatiestromen, over een en dezelfde kabel kan distribueren, wat de oplossingen van gedecentraliseerde apparatuur bevordert. De apparatuur word door inpluggen in de wand aangesloten.
[naar top] - [naar index]
5. Aspecten van arbeidsomstandigheden
Een aan de kantoorruimte te stellen eis is: optimale arbeidsomstandigheden. Het doel hiervan is te komen tot een optimale aanpassing aan de eigenschappen van de kantoorwerker, teneinde diens lichamelijk en geestelijk welzijn te dienen en een optimaal arbeidsresultaat te verkrijgen.
Men dient daarbij aandacht te besteden aan:
~ de arbeidsplaats
~ ruimte (indeling)
~ licht (verlichting)
~ klimaat (klimatisering)
~ geluid (akoestiek)
Daarbij mogen we niet vergeten dat ook kleuren, planten en decoraties (kunst) het welzijn van de mensen in de kantoorruimte bepalen.
In deze beschouwing van de kantoorruimten besteden we vooral aandacht aan de arbeidsplaats en de ruimte. (afbeelding 8)
De inrichting van de arbeidsplaats, waaronder wij verstaan de onmiddellijke omgeving van de werker, zijn bureau, stoel, enzovoort, oefent grote invloed uit op de productiviteit.
Bij de beoordeling van de arbeidsplaats voor een bepaalde administratieve bewerking dient men zich allereerst de vraag te stellen: Is de bestaande arbeidsplaats wel de beste waar deze administratieve bewerking kan geschieden?
Voor de indeling van de kantoorruimten is de kleinste eenheid van het kantoor, de arbeidsplaats, belangrijk; daaromheen wordt de ruimte of -beter gezegd- de omgeving gemaakt. Daarom moet men weten hoe de samenstelling en afmetingen van de arbeidsplaats zullen zijn, gezien in het licht van de taak van de werker, die een bepaalde opdracht heeft uit te voeren.
[naar top] - [naar index]
6. Kantoormeubilair
De accentverschuiving van papierstroom naar elektronenstroom is de basis van het geïntegreerde bureau. De verscheidenheid aan uitrusting vraagt om aanpassing van arbeidsplaats en werkplek. Die aanpassing kan alleen geschieden wanneer men beschikt over een flexibel bureausysteem. De arbeidsplaats moet snel aangepast kunnen worden aan de zich wijzigende organisatie. Zo'n bureausysteem moet zijn opgebouwd uit genormaliseerde modulaire onderdelen, die gedurende een zeer lange tijd leverbaar zijn. Hieronder volgen de eisen, die men aan het meubel en zijn leverancier dient te stellen.
Checklist meubilair
A) Keuzecriteria tafeldelen/bureaus
01) Hoogte verstelbare tafels (bijstellen van oneffenheden van circa. 5 cm)
02) Reflectiewaarde tafelblad oppervlakte maximum 40%
03) Vuurvastheid tafelblad (vallen van een sigaret en dergelijke)
04) Ontbreken van scherpe hoeken (geen blauwe plekken bij stoten)
05) Schoonmaken blad moet eenvoudig zijn (geen statische lading van het eventuele kunststof oppervlak)
06) Het werkblad moet voldoende groot zijn
07) Het blad moet voldoende stroef zijn
08) Mechanische sterkte van de tafel (duurzaamheid)
09) Stootmogelijkheden poten (geen scherpe punten, geen uitstekende delen, afgerond)
10) Verschillende uitvoeringsvormen (hout, kunststof en dergelijke)
11) Stabiliteit ook zonder laden (krijgt het niet zijn stevigheid uit het feit, dat er ladekasten zijn gemonteerd?)
12) Rubberdoppen en dergelijke, onder de poten ter voorkoming van vloerbeschadiging (tapijt)
13) Prettige ondergrond om te schrijven (is er een onderlegblad nodig?)
14) Is het totale oppervlak niet contrastrijk
15) Is het oppervlak handwarm
16) Is het oppervlak krasbestendig
B) Overige keuzecriteria tafeldelen/bureaus
01) Koppelbaarheid variaties (aantal verschillende koppelstukken)
02) Vorm van de typetafel en dergelijke (aflegvlak links en rechts van de typetafel)
03) Plaatsingsmogelijkheden van de typetafel
04) Beenvrijheid bij hoekopstellingen
05) Bewegingsvrijheid voeten (stoten)
06) Zijn er voorzieningen om trillingendoorgave van tafel naar tafel te voorkomen?
07) Beenvrijheid bezoekers aan tafel
C) Keuzecriteria ten aanzien van voorzieningen, laden en dergelijke/bureaus
01) Indeelbaarheid laden
02) Plaatsingsmogelijkheden ladenblokken
03) Kleurmogelijkheden ladenblokken
04) Bewaarsysteem mogelijkheden
05) Mogelijkheid tot blind grijpen handgrepen aan laden
06) Reëel te gebruiken diepte van de laden
07) Stoten aan slot voorkomen (door slot te verzinken)
08) Veiligheid losse ladenblokken (omvallen bij open laden en dergelijke)
09) Kan dicteerapparatuur/microfilm beeldscherm en dergelijke in laden aangesloten opgeborgen worden?
10) Is de schokdemping bij dichtdoen van de laden voldoende
11) Kwaliteit van het uittrekmechanisme
12) Werking van laden belast
14) Werking zonder smeren mogelijk (vuil worden kleding)
15) Eenvoud reorganiseren laden (in eigen beheer mogelijk)
D) Criteria ten aanzien van kasten en dergelijke
01) Veiligheid kasten (zijn overige laden geblokkeerd als een lade uitgetrokken is, valt de kast niet om als de deuren open staan en dergelijke)
02) Zijn de kasten uitbreidbaar
03) Wat zijn de mogelijkheden van de kasten naar bewaarfunctie (pantry en dergelijke)
04) Wat zijn de beeldschermmogelijkheden
05) Kan men de kabels doorvoeren zonder demontage/montage van stekkers en dergelijke
06) Is er een integratie met verlichtingsystemen (eigen, derden of beide)
07) Is de bocht van onder andere videokabels (dikwijls gebruikt bij dataverkeer) minimaal een straal van 60 mm
08) Hoeveel contactdozen zijn weggewerkt te plaatsen op de arbeidsplaats
09) Geeft het verlichtingssysteem licht vanaf de zijkant (links bij rechtshandigen en rechts bij linkshandigen) en niet van voren
F) Overige criteria
01) Stofvrije handgrepen laden
02) Moduulgebruik door systeem heen
03) Geen kieren waar stof kan gaan zitten
04) Kan stofzuiger overal bij
05) Eenvoud in en uit elkaar halen van meubelen bij verplaatsing
06) Opslag-eenvoud in bijvoorbeeld magazijn van meubelen
07) Systeemgericht op din-A-4 of folio
08) Algemene zitruimte achter meubelen (bewegingsvrijheid)
09) Thermische gevoelswaarde materiaal
10) Esthetisch element in meubelen
11) Uitwisselbaarheid-mogelijkheden bij beschadiging onderdelen
12) Voldoen aan huidige en toekomstige normen
G) Criteria ten aanzien van leveranciers
01) Door leveranciers te bieden service bij planning
02) De levertijd
03) De prijs
04) Garantietermijn voor nabestellingen
05) Totaalprogramma nu leverbaar
Voor zover de leverancier tekeningen maakt, is het van belang om deze tekeningen te beoordelen, waarbij de volgende punten aan de orde komen:
H) Criteria ten aanzien van de beoordeling tekeningen
01) Originaliteit gemaakte indelingsvoorstellen (opstelmogelijkheden)
02) Ruimtebenutting indelingsvoorstellen
03) Bij werkplekken binnen 5,40 m van het venster, komt het licht dan van links (of rechts voor linkshandigen)
04) Zijn er geen werkplekken tegen eindwanden geprojecteerd
05) Zijn er geen storende bewegingen binnen het blikveld
06) Geen collega's binnen directe blikveld in verband met werkconcentratie
07) Zo mogelijk geen toegang achter werkplek. Liefst in directe zichtveld
08) Archieven binnen bereik geplaatst
09) Efficiënte verzorging bij vergaderen mogelijk
10) Flexibiliteit aanpassen vergaderruimte
(Overigens zullen voor uw situatie altijd nog specifieke eisen gelden, te verwerken in criteria/checklists.)
[naar top] - [naar index]
7. Zit u goed?
Het belangrijkste onderdeel van elke arbeidsplaats is naar onze mening de stoel. Vandaar dat we bij dit essentiële element van de werkplek afzonderlijk en uitvoerig willen stilstaan. Het menselijk lichaam is van nature ingesteld op liggen, staan en lopen. Zitten is een 'onnatuurlijke' houding. (Denk hierbij aan de gewoonte van de Romeinen om aan tafel te liggen.) Daarom is het onmogelijk een stoel te construeren in een doelmatige vorm die voor iedere mens prettig is. Daar komt nog een maatcompromis bij door de verschillende menselijke afmetingen.
Zitten
Het grootste gedeelte van de administratieve arbeid geschiedt zittend en wel 7 à 8 uur per dag. Voor velen zelfs een beroepsleven lang. Een vereiste is dus dat er goed geconstrueerde stoelen worden gebruikt die het lichaam tot steun dienen. Bij het zitten zijn de spieren in werking om te voorkomen dat het bovenlichaam in elkaar zakt. Dit zijn spieren van de rug, buik, heup en het bovenste deel van het dijbeen. Tengevolge van de statische arbeid, door het zitten in dezelfde houding ontstaat er vermoeidheid. Op een stoel moet een verandering van houding mogelijk zijn, hoe goed de oorspronkelijke houding ook is. Verandering van houding gaat vermoeidheid tegen. Veel opstaan van de stoel en gaan lopen kan een aanduiding zijn, dat men een slechte stoel gebruikt.
Bij langdurige gesprekken kunnen slecht geconstrueerde maar representatief uitziende stoelen het zitten tot een bezoeking maken en daardoor de concentratie storen. Zitten is overigens veel minder vermoeid dan staan, omdat het gewicht van het lichaam voor een deel wordt gedragen door de stoel waarop men zit. Maar al teveel zitten heeft ook nadelen.
Zittinghoogte
De hoogte van de zitting dient zodanig te zijn dat de voeten gemakkelijk op de grond komen. Als de voeten namelijk zweven worden de spieren op de rand van de zitting gedrukt, wat afsluiting van de bloedvaten tot gevolg heeft en vermoeidheid veroorzaakt. Om dezelfde reden moet iedere stoel een afgeronde zitting aan de voorkant hebben. De ideale zittinghoogte, moet ongeveer 1 cm lager zijn dan de lengte va het onderbeen, opdat de dij goed, maar niet te sterk ondersteund wordt. De gemiddelde lengte van het onderbeen van mannen is 45,50 cm (met schoenzool) en van vrouwen 44,50 cm. Daarenboven verschillen mannen en vrouwen weer onderling in lengte. Dit impliceert dat de zittinghoogte verstelbaar moet zijn. De niet verstelbare stoel dient een zittinghoogte van 43 cm te hebben. In het algemeen moet men erop letten, vooral als de stoelen niet in hoogte verstelbaar zijn, dat er voldoende ruimte is tussen de bureaurand en de zitting van de stoel. Ook moet er voldoende ruimte zijn voor knieën en voeten, zowel naar voren als opzij. Een geforceerde houding van voeten en benen, die zich moeilijk kunnen ontspannen, bezorgt extra vermoeidheid (stoelconstructie).
Hoogte van het werkvlak
De hoogte van het werkvlak zal in het algemeen 76 cm dienen te zijn. Bij deze hoogte zullen de ellebogen gelijk komen met werkvlak. Is het hoogteverschil tussen de zitting van de stoel en het werkvlak (normaal 30 cm) te groot, dan ontstaat er een krampachtige houding: men werkt boven zijn macht. Wordt het hoogteverschil te klein, dan wordt de ruggegraat te veel gebogen en ontstaan er – behalve pijn in de rug – ook op de lange duur storingen in de organen die zich in de buikholte bevinden. Kleine mensen kunnen volstaan met voetensteunen. Bij grote mensen zal het werkvlak hoger moeten worden ingesteld. Het gebeurd nogal eens, dat bij machineschrijven en typen op een toetsenbord van bijvoorbeeld een computerdisplay/invoerapparaat de ellebooghoogte veel lager is dan het vlak van de toetsen (werkvlak). Gevolg: sneller ontstaan van vermoeidheid dan bij gelijke hoogte het geval zou zijn. Is dus de ellebooghoogte te laag, dan is de tafel te hoog (geen typetafel) of de stoel te laag.
De zitting
De zitvorm kan vlak, of enigszins naar het zitvlak gevormd zijn. Ongetwijfeld zal dit laatste model aanvankelijk prettiger zitten, doch het heeft als nadeel dat er geen mogelijkheid tot zitvariatie is. In de praktijk voldoet het beste een niet te zachte, gevulde zitting, die de zitvlakvorm aanneemt, zonder dat men het gevoel heeft er in weg te zakken. Voor de bekleding bij voorkeur een niet te gladden wollen stof gebruiken. Pas op met kunststoffen (transpiratie).
Bij stoelen laat men wel de zitting enigszins achterover hellen, om de persoon als het ware te dwingen de gehele zitting te gebruiken. Een te sterke helling heeft echter als nadeel, dat men moeilijker kan 'verzitten', terwijl tevens een bekkenkanteling achterover wordt bevordert, die het zitten met een gebogen rug in de hand werkt. Aanbevolen moet woorden een zitting, waarvan de voorkant hoogstens 2 cm hoger licht dan de achterkant.
De rugleuning
Het is beslist noodzakelijk dat de stoel een goede rugleuning heeft. De rugleuning zal de juiste romphouding moeten ondersteunen. Wanneer een stevige steun wordt gegeven in de lendebocht, zal de romphouding in hoge mate zijn beschermd. Daar bij geen twee mensenruggen de lendenbocht op dezelfde plaats zit, zal de rugleuning in op- en neerwaartse richting verstelbaar moeten zijn. Daar in het algemeen de stand van de rugleuning verticaal zal moeten zijn en zij toch zo groot mogelijke aanpassing bij individuele vormverschillen en tevens een zekere mogelijkheid tot zitvariatie moet bieden, zal zij op tweeërlei wijze in voor- en achterrichting kantelbaar moeten zijn. De stang waarop de rugleuning is gemonteerd, dient naar voren en naar achteren te kunnen worden bewogen, zodat de rugleuning de lendenbocht altijd kan steunen, ook al is deze bijzonder diep of vlak. Dit kan ook door de romppositie wat meer naar voren of naar achteren te brengen. De stang moet stuk kunnen veren en in alle standen gefixeerd kunnen worden. Daar de rugleuning zelf echter verticaal moet blijven, zal zij ten opzichte van de stang in voor- en achterwaartse richting kantelbaar moeten zijn. Om kleine zitvariaties en houdingsverschillen te kunnen opvangen is het nodig dat de rugleuning ten opzichte van de stang stroef beweegbaar is.
De bureaustoel
De stoel moet stabiel zijn (5 draagpunten indien draaibaar). Een draaibare zitting heeft vooral voordelen voor diegenen die veel zittend heen en weer bewegen op de werkplek. Ook spaart zij daardoor een ruimte van 25 cm en vermindert de slijtage van de vloerbedekking, terwijl er eventueel minder geluidshinder optreedt vanwege het heen en weer schuiven van de stoel. Of een stoel rijdbaar moet zijn hangt af van de arbeidsplaats (kantoorsysteem). Onze voorkeur gaat er veelal echter wel naar uit. Aandacht dient er dan aan besteed te worden, dat in de eerste plaats de wieltjes zijn voorzien van een anti-kiep-installatie en verder dat men de juiste wieltjes krijgt voor de gebruikte vloerbedekking. Ook willen wij er nogmaals op wijzen, dat het van groot belang is dat de stoel 5 wieltjes heeft om ongelukken door wegschieten van de stoel bij bijvoorbeeld vooroverhangen, te voorkomen, of minstens de kans hierop te verminderen. Armleggers zijn voordeel voor diegenen die overwegend schrijfarbeid en dergelijk aan hun bureau verrichten. In alle andere gevallen korte armleggers gebruiken.
Checklist stoelen
Eisen met betrekking tot ergonomie
De volgende ergonomische eisen kan men aan de stoel stellen:
Voldoet de stoel aan DIN 4551/4552 (de eisen hiervan volgen in het kort hierna)
~ De rugleuning moet in hoogte verstelbaar zijn
~ De rugleuning moet in zitdiepte (voor achter) verstelbaar zijn
~ De delen van de stoel mogen niet zonder meer losraken van elkaar
~ Het voorste deel van de zitting moet afgerond of zacht zijn
~ De stoel moet door middel van wielen of glijders kunnen bewegen
~ De constructie moet zodanig zijn, dat wegglijden, wegrollen en/of omkiepen voorkomen is
~ Worden wielen gebruikt, dan moeten er tenminste 5 aan de stoel aangebracht zijn
~ Alle voorzieningen voor het verstellen van de zithoogte, de rugleuning en dergelijke moeten zo uitgevoerd zijn, dat zij niet uit zichzelf veranderen tijdens het gebruik van de stoel
~ Het verstellen van de zithoogte en zitdiepte (rugleuning voor-achter) enzovoort moet zo eenvoudig mogelijk zijn, liefst met één hand terwijl men op de stoel zit
~ De stoel moet zo zijn geconstrueerd, dat de schok bij het gaan zitten verend wordt opgevangen
~ De armsteunen moeten in een goede hoogteverhouding tot het zitvlak zijn, zodat de armen c.q. ellebogen gemakkelijk ondersteund kunnen worden
~ De volgende maten zijn onder andere vastgelegd:
a) Zithoogte verstelbaar tussen 42 en 50 cm
b) Zitdiepte verstelbaar tussen 38 en 42 cm
c) Midden rugleuning tussen 18 en 25 cm boven zitting verstelbaar
Naast de DIN 4551/4552-eisen zijn er ook nog andere eisen die men aan een stoel op ergonomisch gebied kan stellen, en wel:
~ Zitbreedte minimaal ca. 40 cm
~ Helling ziting tussen 2UoD naar voren en 4UoD naar achteren, soms afhankelijk (automatisch) van stand rugleuning
~ niet fixerende vorm van zitting
~ Ademende bekleding
~ Is de zitting niet te hard gestoffeerd of te dun overtrokken, zodat het zitten gedurende langere tijd op den duur pijnlijk is en de bloedcirculatie belemmerd wordt
~ Is de rugleuning verend bij het gaan zitten
~ Is de veerdruk van de rugleuning zo uitgebalanceerd, dat hij enerzijds genoeg steun biedt en anderzijds bij het veranderen van de zitpositie niet teveel weerstand oplevert. Of is de stoel geschikt voor het zogenaamd dynamische zitten, waarbij de hoek zitting/rug onder bijna alle omstandigheden gelijk blijft.
Eisen met betrekking tot techniek
~ Is de hoogte traploos in te stellen
~ Is de rugleuning traploos in te stellen
~ Is de rugleuninghoogte traploos in te stellen
~ Zijn de eventuele armsteunen eenvoudig aan te brengen en of te demonteren
Eisen met betrekking tot de constructie
~ Is de totale constructie van de stoel robuust en tegen een stootje bestand
~ Zijn eventueel aanwezige knoppen/hendels en dergelijke voldoende sterk zodat deze niet snel afbreken
~ Is de stoel eenvoudig te demonteren, zodat opslag eenvoudig mogelijk is
Eisen met betrekking tot veiligheid
~ Indien de stoel draaibaar is, dan zijn 5 poten noodzakelijk
~ Vertoont de stoel geen scherpe kanten of vooruitstekende onderdelen, waaraan kleding beschadigd kan worden of die verwondingen kunnen veroorzaken
~ Zijn de eventueel aanwezige wielen voorzien van een kiepinrichting
~ Is de gebruikte bekleding brandveilig
Eisen met betrekking tot onderhoud
~ Zijn de zomen van de bekleding omgeslagen of vlak (omgeslagen zomen kunnen stof- en vuilvangers zijn)
~ Is de bekleding zo robuust, in het bijzonder aan de kanten, dat zij een lange levensduur belooft
~ Is de bekleding bij de naden vlag genaaid, zodat zich geen vuil kan ophopen
Is de bekleding zo uitgevoerd dat bij beschadiging of vuilwordende bekleding eenvoudig kan worden verwisseld om bijvoorbeeld versteld of gereinigd te worden
~ Zijn de wielen/glijders geschikt voor het tapijt (of geschikt te maken)
~ Is de stoel modulair uitgevoerd (ook binnen de serie) zodat bij defecten eenvoudig de onderdelen omgewisseld kunnen worden
~ Is de stoel zo geconstrueerd dat aan de buitenzijde geen gesmeerde of te smeren onderdelen aanwezig zijn, ter voorkoming van vlekken op tapijt en kleding van gebruikers (-sters)
~ Is de stoel zo geconstrueerd, dat bij verwarming (bijvoorbeeld staan in de zon) geen smeermiddelen en dergelijke uit de stoel kunnen gaan lopen ter voorkoming van vlekken op het tapijt
Esthetische eisen
~ Past de stoel/stoelen wat het design/vorm betreft bij het reeds aanwezige kantoorinterieur en bij de tafel, waarvoor hij bestemd is
~ Is het aangeboden programma een eenheid ten opzichte van elkaar (type-stoel, manager-stoel, bezoekerstoel).
[naar top] - [naar index]
8. Oppervlak en Layout
De gemiddelde bruto-vloeroppervlakte per werker is:
lager bij:
~ groter personeelsomvang
~ grote ruimten
~ nevenvestigingen
~ administratieve verwerking
~ geen c.q. Zwak ontwikkelde publieksfuncties
~ centrale localisering in een gemeente
hoger bij:
~ geringere personeelsomvang
~ kleine ruimten
~ hoofdvestigingen
~ directe persoonlijke dienstverlening
~ publieksfuncties
~ localisering aan de rand van de gemeente
Afgezien van deze specifieke factoren kan men de volgende gemiddelde bruto-vloeroppervlakten als globale waarden aanhouden:
aantal werkers per kantoor: |
gemiddeld aantal bruto m2 oppervlakte per medewerker |
minder dan 50 |
31,5 m2 |
51-150 |
27,0 m2 |
151-250 |
26,0 m2 |
251-500 |
25,0 m2 |
501-1000 |
24,0 m2 |
1001-2500 |
20,0 m2 |
meer dan 2500 |
19,0 m2 |
Al deze normen moet men zien als een eerste globale benadering, om te weten waar men ongeveer aan toe zal zijn ingeval van het verwerven van kantoorruimte. Bij een voorzichtige hantering geven de normcijfers een verdere benadering voor de hoogte van de bouwsom, huurbedrag of koopsom. Voor de precieze berekening van een ruimtebehoefte is dit onvoldoende. Daarvoor moet men een meer gedetailleerde en nauwkeurige berekening maken, en wel op basis van een programma van eisen.
De gemiddelde bruto-oppervlakte per werker zal geleidelijk groeien ten gevolge van:
~ toenemende mechanisering automatisering
~ grotere behoefte aan mondelinge communicatieruimten
~ grotere behoefte aan distantie (bijvoorbeeld stiltekamer)
~ uitbreiding ten gevolge van secundaire arbeidsvoorwaarden (bijvoorbeeld restaurant, recreatieruimten en dergelijke)
Richtlijnen voor de indeling
Naast de oppervlakte, dient men ook aandacht te besteden aan de wijze van indeling van de ruimten. Een goed ingericht kantoor dient te voldoen aan de volgende richtlijnen:
01. Tracht de werkplek (0,75x1,50m bureau) die binnen een afstand van 5,40m van het venster ligt, altijd zo te plaatsen, dat het daglicht van linksboven komt voor rechtshandigen en van rechtsboven voor linkshandigen. Dit om te voorkomen dat men in de eigen schaduw werkt.
02. Geen werkplekken tegen eindwanden om statische vermoeidheid van de ogen te vermijden (minimale afstand ogen – wand 1,8m)
03. Het is gewenst, dat een ieder visueel contact heeft met de buitenwereld. Daarom dienen er vensters in elke als werkplek in te richten ruimte aanwezig te zijn. Bij de opstelling van de arbeidsplaats en met het zitten aan een werkplek dient hiermee rekening te worden gehouden. De maximale afstand die men tot het venster als toelaatbaar acht is 20 m.
04. Bij afstanden groter dan 4,50 m vanaf het venster kunnen de werkplekken schuin op het licht geplaatst worden.
05. Houd een ruimte van minstens 0,60 m tussen werkplek en venster in verband met het functioneren van de klimaatregeling en het schoonmaken van de vensters.
06. De looppaden op de afdeling tussen de werkplekken moeten minimaal 1,20 m breed zijn. Iedere werkplek dient minimaal een 0,75 m brede toegang tot deze looppaden te hebben.
07. De onderlinge afstand van werkplek tot werkplek dient minimaal 0,75 te zijn in verband met toegang en zitten. Bij creatieve en logische arbeid dient deze afstand zijdelings minimaal 0,90 m te zijn.
08. In de blikrichting vanuit de zitplaats aan de werkplek, dient men storende bewegingen, bijvoorbeeld door intern of extern verkeer te voorkomen. Dit geldt ook voor verblindende vensters of sterk licht reflecterende voorwerpen. Deze maatregel bevordert sterk de concentratie.
09. De werkplekken dienen zodanig te zijn opgesteld, dat zich binnen de directe blikrichting geen collega's zittend aan hun werkplek bevinden.
10. Alleen in functionele gevallen (bijvoorbeeld bij werkzaamheden met overwegend mondelinge communicatie) de werkplekken tegenover elkaar of beter nog haaks op elkaar te plaatsen.
11. Werkgroepen en/of afdelingen zullen binnen een ruimte optisch duidelijk herkenbaar dienen te zijn, bijvoorbeeld door zichtschotten, meubelopstellingen en dergelijke.
12. De toegang tot een afdeling dient nooit achter de werkplek te liggen, maar altijd aan de zijkant (liefst in het directe gezichtsveld) of van voren hetzij links of rechts.
13. De hoofdverkeerswegen, bijvoorbeeld tussen de afdelingen onderling en/of naar sanitair en/of liften, trappen en dergelijke dienen 1,80 m breed te zijn (aan het begin mogen zij ook 1,20 m breed zijn). Zij zullen duidelijk dienen te worden gemarkeerd door bijvoorbeeld opbergkasten, wanden of planten en de wegen dienen niet door werkgroepen heen en weer te lopen. Voor zover zij als vluchtwegen kunnen dienen, moeten zij duidelijk gemarkeerd zijn en in verbinding met nooduitgangen te staan.
14. Bij meer dan 12-16 arbeidsplaatsen met overwegend routinematige arbeid, zal men er zorg voor dienen te dragen, dat de werkgroepen niet in de grote ruimte verloren gaan, door deze groepen met opbergkasten, zichtschotten en plantenbakken in intieme eenheden op te delen. Deze opdeling wordt bereikt door een gezichtsveld van gemiddeld 9 tot 10,80 m. Zij die creatieve of logische arbeid verrichten moeten door wanden van 1,40 m worden afgeschermd.
15. Bij het toepassen van verplaatsbare wanden (schotten) en opbergkasten als afscherming van arbeidsplaatsen dienen de wanden die binnen een afdeling worden gebruikt één hoogte te hebben van 1,40 m. Wanden en opbergkasten dienen voor de afscherming van verkeerswegen, moeten een hoogte van 1,80 m hebben. De opstelling van wanden dient zo te geschieden, dat ze niet een afgesloten ruimte imiteren.
16. Groeps- en afdelingsarchieven dienen in de directe omgeving van de groep of afdelingsplaatsen te zijn en wel aan de zijde van de verkeerswegen voor:
~ optimaal gebruik van het daglicht
~ afscheiding van groep of afdeling ten opzichte van verkeerswegen
~ het vermijden van storende bewegingen in het gezichtsveld
17. De plaats van de chef (manager) dient zorgvuldig te worden gepland (controle toegang, afscherming voor storingen, representatie, status).
18. Bij arbeidsplaatsen met bezoekersmogelijkheden moet men met de 4 meter verstaanbaarheidsgrens rekening houden. Eventueel dient men deze arbeidsplaats extra af te schermen met akoestische wanden.
19. Besprekingsruimten op de afdeling dienen te worden geplaatst bij die groepen die er het meest gebruik van maken. Zij dienen in de buurt te liggen van de verkeerswegen en te worden afgeschermd met wanden tegen geluidsoverlast en storingen in het gezichtsveld. Op een afstand van 4 meter mag men niets meer verstaan van de besprekingen. Anders dient men maatregelen te nemen als akoestische wanden, afgesloten kamers en dergelijke.
20. Draag er zorg voor, dat uitrusting die geluidsoverlast veroorzaakt, geïsoleerd wordt opgesteld, hetzij in een afzonderlijke ruimte.
21. De opstelling van arbeidsplaatsen binnen een groep en/of afdeling dient te zijn overeenkomstig de meest voorkomende bewerkingsprocedure.
22. Bepaalde soorten kantoorarbeid zijn eentonig en vervelend. Vermoeidheid ten gevolge van voortdurende gelijksoortige indrukken met betrekking tot werk treden dan op. Vandaar dat een ruimte niet indruk-arm mag zijn. Men moet zorgen voor een goede kleurkeuze en decoratie.
23. Plantenbakken zijn een ideaal middel om als camouflage te dienen van hinderlijke objecten in het gezichtsveld (pilaren en dergelijke); ook als visuele afscheiding tussen groepen, besprekingsruimten, afdelingen en gangen. Ook plaatsing tegen (eind)wanden geeft een plezierig effect.
[naar top] - [naar index]
9. Arbeidsplaatsopstellingen
De arbeidsplaatsopstellingen dienen te zijn afgestemd op de behoefte van de werksituatie. Het meest praktische is: per groep en/of per afdeling, rekening houdend met de oppervlaktenormen voor arbeidsplaatsen en met de richtlijnen voor de indeling van kantoorruimten.
Op deze wijze kan men de gewenste lengte- en breedtematen van de ruimten bepalen; eventueel aan de hand voor plattegrond-schetsjes, maquette of proefopstelling. Uiteraard is dit de basis voor ruimtevorm en ontwerp van het gebouw.
Op drie manieren kan men arbeidsplaatsen opstellen: individueel, in blokvorm of in vrije opstelling. Elk van deze mogelijkheden zullen we bezien.
Individuele opstelling van arbeidsplaatsen
Daarbij valt te kiezen uit opstelling in één of meer rijen.
Deze opstellingen zijn in vele gevallen de gunstigste:
~ Er is voldoende tussenruimte tussen de mensen onderling om zich goed te kunnen concentreren
~ Bovendien is de lichtval van ieder bureau in de rij goed
~ Het is ook mogelijk bijzetkasten naast de bureau's te plaatsen zonder daarbij ruimte en lichtval van de omgevende bureau's te benadelen
~ Het toepassen van een transportband is mogelijkheden
~ De bureau's kunnen naast elkaar geplaatst worden; dus zonder tussen. Het bijplaatsen van bijzetkasten wordt dan wel moeilijker en de storingen groter. Deze wijze van opstellen is alleen toepasbaar bij routinematige arbeid.
Zie figuren 3 en 4.
|
|
Fig. 3. Individuele arbeidsplaats-opstelling in rijen met tussenruimte |
Fig. 4. Individuele arbeidsplaats-opstelling in rijen zonder tussenruimte |
|
|
Fig. 5. Opstelling van arbeidsplaatsen in blokvorm |
Fig. 6. Vrije opstelling van arbeidsplaatsen |
Opstellingen in blokvorm
Daarbij kan men kiezen uit twee bureau's tegenover elkaar of blokken van 3, 4 of 5 bureau's.
~ Bij deze opstelling staat een gedeelte ongunstig voor de lichtval.
~ Er is door deze wijze van opstellen veel onderlinge storing en soms ook ergernis. Gaat er bijvoorbeeld een telefoon, dan wordt praktisch ieder in het blok gestoord.
~ Elke beweging van degenen die aan zo'n blok werken, kan anderen storen.
~ Sympathieën en antipathieën wrken veel sterker dan bij andere opstellingen, vooral als men tegenover elkaar zit.
~ Het plaatsen van bijzetkasten en dergelijke geeft bij deze opstelling moeilijkheden.
~ De opstelling werkt zeer massief en eng en is daarom op esthetische gronden niet bruikbaar voor in functionele en grote ruimten.
Deze opstelling moet daarom alleen gekozen worden als de werkzaamheden met elkaar in verband staan en/of het werk van de één ingrijpt in dat van de ander en dan nog alleen bij overwegend mondelinge communicatie.
Het enige voordeel van deze opstelling is misschien nog de betere benutting van de oppervlakte, maar dit gaat wel ten koste van privacy en de concentratie (fig.5)
Vrije opstelling
Bij vrije opstelling bestaat geen direct verband meer met de richting van de venster”wand”. Meestal geschiedt zo'n opstelling dusdanig dat de meeste bureau's zijn opgesteld in groepen. Zulke opstellingen verdienen een aanbeveling in functionele – en zeker – in grote ruimten.
Het onderlinge verband is meestal de organisatorische afhankelijk binnen de groepen.
~ De richting waarin de bureau's staan, is willekeurig.
~ Dit systeem heeft als voordeel dat de verschillende afdelings- of werkeenheden duidelijk zichtbaar zijn, maar maakt een overzicht van de verschillende transportwegen niet gemakkelijk.
~ De persoonlijke voorkeur van mensen voor de plaatsing van hun bureau's kan bij dit systeem het best tot zijn recht komen.
~ Voor de plaatsing dient men veel aandacht te besteden aan de lichtval en de onderlinge storingen, onder andere in het gezichtsveld.
Voor degenen die verantwoordelijk zijn voor een verantwoorde inrichting is dit de moeilijkste vorm van inrichten (fig. 6).
[naar top] - [naar index]
10. De manager-werkkamer
Een hoofdstuk apart vormt de werkkamer van de leidinggevende functionaris. Immers: de manager dient, gezien zijn werkzaamheden en schaarse tijd, over een daarop afgestemde “werkplek” te beschikken, die zonodig ook representatief is, wat niet hetzelfde is als een statussymbool.
Zijn werkzaamheden bestaan voor een groot deel uit schriftelijke communicatie (lezen en/of schrijven) en mondelinge communicatie (luisteren en/of spreken). Deze werkzaamheden kan men niet optimaal verrichten aan een indrukwekkend bureau in een louter op representativiteit ingericht vertrek. Het kantoor van de manager is niet langer een formele ontmoetingsplaats, waar in de allereerste plaats zaken moeten worden gedaan. In dat kantoor moet de manager leven. Hij brengt er het grootste gedeelte van zijn werktijd door. Hij ontvangt er mensen; zowel intern als extern bezoek. Daarom dient zijn werkruimte iets van zijn eigen persoonlijkheid weer te geven. (Binnen bepaalde grenzen, zoals onder meer de interne normalisatie die kan stellen.)
De manager heeft gezien de aard van zijn werk een werkplek nodig, die daarvoor de juiste afmetingen heeft, die niet alleen dient om de behoefte aan schriftelijke communicatie (lezen en schrijven) te dekken, maar ook om de mondelinge communicatieactiviteiten (besprekingen, telefoneren, dicteren) volledig te kunnen verrichten.
De tafel (werkplek) waaraan de manager werkt, kan het best worden uitgevoerd met één of twee (aan iedere zijde één) lade(n) of vak(ken) waarin het gereedschap zoals blocnote, schrijfgereedschap, in soorten opgeborgen kan worden.
Achter en links van de korte zijde van de tafel (L-vormig bureau) dient er plaats te zijn voor een lage kast, voor communicatiemiddelen en kantoormachines. Wij ontlasten het schrijfblad daarmee van de noodzakelijke uitrusting. Informatiedragers die de mager ontvangt, kunnen genormaliseerde formulieren zijn, maar ook niet-voorgedrukte stukken van afwijkende afmetingen (brieven, kladjes, memo's en dergelijke). Bepaalde managers en zij die geen beschikking hebben over een secretaresse maar ook specialisten, waar veel informatiedragers ter plaatse blijven om zonodig te worden geraadpleegd (handboeken en dergelijke), dienen de beschikking te hebben over een lage wandkast achter hen, binnen handbereik, tegen de wand of een grote wandkast achter slot en grendel.
Een en ander is afhankelijk van de frequentie van raadplegen. Een manager praat meer dan hij schrijft. Daarop zal zijn stoel ook berekend moeten zijn. Een gemakkelijk wendbare stoel (met korte armsteunen en eventueel op wieltjes) die lekker zit, is ideaal. Externe bezoekers en misschien ook wel bepaalde interne bezoekers ontvangt men niet aan de schrijftafel. Anders moet men de tafel steeds afruimen. De kans is immers aanwezig dat bezoekers gegevens van het op het bureau liggende informatiedragers lezen, hetgeen ongewenst kan zijn.
Daarom ook geen statistieken en dergelijke aan de wand, maar achter gesloten wanddeuren. Externe en interne bezoekers tot en met 5 personen nodigt men aan een afzonderlijke besprekingstafel. Hoger- en topmanagement raden wij een ronde besprekingstafel aan. De distantie ten opzichte van de bezoeker en het plaatsen van de bezoekers ten opzichte van bijvoorbeeld een flip-over en dergelijke kan men zelf bepalen terwijl de ronde tafel geen statusproblemen geeft (wie zit er aan de kop van de tafel en dergelijke).
De bezoekersstoelen dienen zo comfortabel gekozen te worden, dat men aan de besprekingstafel met gemak z'n informatiedrager kwijt kan om deze tijdens de besprekingen eventueel te bewerken, iet wat praktisch onmogelijk is in een fauteuil met een lage tafel.
Doelmatig ingedeelde en ingerichte kamer voor een manager van middelbaar functieniveau
Kamer voor manager: Midden management met besprekingstafel
A=werktafel, B=lage kast, C=besprekingstafel, D=stoel (verrijdbaar en draaibaar), E=verrijdbaar ladenblok, F=flip-over, G=garderobekast, H=plantenbak, I=prikbord of magneetbord, M=lage wandkast
Van wat we horen onthouden we de eerstkomende tijd circa 20%, van hetgeen we zien 30% en van wat we horen en zien 50%. Vandaar dat een flip-over of een magnetisch wandbord met papierklemmen voor het ophangen van groot formaat tekeningen en dergelijke in een kantoor van de manager niet mogen ontbreken. Een flip-over is samengesteld uit een groot aantal groot formaat papiervellen, waarop met behulp van onder andere viltstiften tekeningen respectievelijk aantekeningen en dergelijke worden gemaakt. Na gebruik van een vel wordt dit omgeslagen. Naar behoefte kunnen eerder beschreven vellen worden teruggeslagen.
Het geheel is doelmatig – en esthetisch verantwoord – in een wand in de nabijheid van de besprekingstafel weg te werken.
Planten in plantenbakken brengen sfeer en gezelligheid; ze maken een werkruimte leefbaar.
Een garderobekast, met eventueel een mogelijkheid zich te verfrissen, is nuttig voor wie veel bezoek ontvangt. Waar het om gaat, is dat de manager zich kan opfrissen als hij plotseling gasten krijgt. Men moet zich echter wel realiseren dat de aansluiting op waterleiding en riolering in een kantoorgebouw een kostbare zaak is. Een rustbank op de kamer van de manager lijkt ons niet nodig, wanneer de manager zich buiten werktijd op de juiste wijze ontspant.
Bij alle meubelen die men kiest moet men in de gaten houden, dat deze ontworpen zijn voor de man die ze moet gebruiken en niet voor het uiterlijk effect.
[naar top] - [naar index]
11. De vloerbedekking: geen sluitpost
De sfeer die in een kantoorruimte ademt, bepaald in hoge mate het werkklimaat en de arbeidsproductiviteit. Bij de sfeerscheppende factoren vervult de vloerbedekking een belangrijke rol. Toepassing van tapijt in kantoren heeft diverse voordelen die ons inziens veel gewicht in de schaal leggen ten opzichte van de ermee gemoeide investering.
Hoge eisen
Aan de vloerbedekking op kantoor worden hoge eisen gesteld. Voorheen waren linoleum en dergelijke soorten vloerbedekking favoriet. Steeds meer is men er door onderzoekingen evenwel achtergekomen dat vooral de moderne tapijtsoorten veel voordelen hebben boven linoleum en dergelijke voor kantoorgebruik. Ten eerste is tapijt geluiddempend; een belangrijk pluspunt. Tapijt is voorts warm; het geeft een bepaald behaagelijkheidsgevoel. Het maakt ook een harmonieuzer inrichting van het kantoor mogelijk. Tapijt is weliswaar duurder in aanschaf, maar vraagt ongeveer de helft in onderhoudskosten van linoleum en dergelijke. Bij gebruik van een centrale stofzuiger installatie bespaart men zelfs nog meer op onderhoud.
Onderzoek heeft aangetoond dat tapijt ten opzichte van andere vloerbedekkingen minder geluidsstoornissen veroorzaakt.
De storingen werden gemeten door het registreren van het aantal mensen dat ophield met werken en opkeek, als er iemand passeerde.
vloerbedekking |
afstand van passerende persoon ten opzichte van de arbeidsplaats |
storing bij % van werkers |
linoleum |
2 meter |
65,0% |
|
5 meter |
51,0% |
tapijt |
2 meter |
19,0% |
|
5 meter |
11,5% |
Keuzecriteria
Slijtvastheid; representativiteit; geluidsabsorptie; type tapijt; ziedaar de belangrijkste criteria bij tapijtkeuze. We bekijken de punten stuk voor stuk.
Slijtvastheid
Deze kan zowel economisch als technisch worden beschouwd. Slijtvastheid van tapijt moet worden beoordeeld naar zijn functie. Zo kan een bepaald tapijt in een kantoorkamer voor die functie even slijtvast zijn als een ander tapijt in bijvoorbeeld een warenhuis.
Belangrijk is: welk tapijt waar?
De keuzefactoren daarbij zijn:
01) de manier waarop de pool is verwerkt (poolgewicht, pooldichtheid)
02) de te verwachten inloop (zand en dergelijke)
03) het te verwachten verkeer
04) soort basismateriaal
05) samenstelling van de rug (jute, rubber, enzovoort)
Representativiteit
De psychologische waarde van tapijt door uiterlijk en eigenschappen wordt hoog aangeslagen:
~ tapijt is zacht:
het maakt een rustige indruk, is behaaglijk, men voelt zich direct thuis; het loopcomfort is beter, het is veiliger.
~ tapijt is gastvrij:
het is er goed toeven.
~ tapijt is voornaam:
door zijn fraaie structuur en kleur mag het prestige-effect van tapijt zeker ook worden meegerekend.
~ tapijt is flexibel:
aanpassing aan kleur en vorm van het gebouw en inrichting is goed mogelijk.
Daarnaast heeft tapijt door zijn positieve invloed op bijvoorbeeld de rust op kantoor een gunstig gevolg voor de productiviteit.
Geluidsabsorptie
Tapijt absorbeert hoge tonen ten gunste van de voor de mens veel minder nadrukkelijke lage tonen. Daarnaast dempt tapijt hinderlijk contactgeluid (geroezemoes, typelawaai en dergelijke)
De geluidsabsorptie wordt aangegeven door de absorptie-coëfficiënt. Deze is gerelateerd aan de frequentie van geluidstrillingen. De absorptie geldt vooral voor hogere tonen (500-4000 Hz). Zij wordt beter naarmate de pool hoger is dan en de pooldichtheid groter.
Tapijt dempt voetstappen, telefoon- en typelawaai, geroezemoes enzovoort tot ca. 8dB. Tevens vermindert het de nagalmtijd tot 50%.
Typen tapijten
Globaal zijn de volgende typen tapijt te onderscheiden:
Bouclé:
geweven of getuft tapijt waarvan de pool gevormd wordt door hoge of lage lussen of een combinatie van de twee.
Velours:
geweven of getuft tapijt waarvan de poollussen eerst zijn gesneden en daarna geschoren.
Frisé:
geweven of getuft velours tapijt met krullerig oppervlak.
Tip-sheared:
gesloten en opengesneden of geschoren poollussen waardoor reliëfwerking ontstaat.
Shag:
hoge poolhoogte, opengesneden lussen.
Naaldvlies of naaldvilt:
de oppervlakte bestaat uit een paar millimeters dikke laag van over elkaar liggende vezels.
Soorten materialen:
wol, polyamide, polyester, polyacril, polypropyleen.
Soorten basismateriaal:
jute, jute/katoen, polypropyleen, polyester.
Samenstelling van de rug:
jute, rubber (al dan niet in wafelstructuur), schuimrubber.
[naar top] - [naar index]
DezeTekstIsVanLeoHooijmansGalileoNoordwijkFacilitaireInformatieOnline
Dit document niet uitprinten, aub. Denk aan het milieu en uw onkosten.
Wilt u het nog een keer lezen maak een bladwijzer (favoriet).
Wilt u het artikel door een ander laten lezen, stuur een link door.